Teksten |
2009Dorothee Capelle, ' Een wereld door een venster'.Robin Vermeersch Een wereld door het venster “Het komt er toch op aan, te vinden in welke nuances ik mij verborgen houd” schreef Maurice Gilliams (1900-1982) over de negentiende-eeuwse Antwerpse schilder Henri De Braekeleer (1840-1888).[1] Met De Braekeleer heeft een hedendaagse beeldend kunstenaar als Robin Vermeersch (°1977) weinig of niets van doen, maar Gilliams uitspraak lijkt wonderwel bij het oeuvre van deze jonge West-Vlaming te passen. Het werk van Vermeersch verwijst subtiel naar de werkelijkheid om ons heen, maar is er geen realistische weergave van. Het herinnert alleen maar aan de ons bekende organische wereld. Het spitst zich toe op de nuances, de details. Vermeersch vergroot die uit, tast grenzen af en creëert er iets geheel nieuws mee. Het herkenbare wordt ontmanteld en opnieuw samengesteld. Uit de details ontstaat een nieuw geheel. Op die manier creëert de kunstenaar een andere wereld waarin de essentie van de bestaande wereld verborgen ligt. Robin Vermeersch laat zijn publiek vanuit de dagelijkse wereld door een venster binnengluren naar een nieuwe wereld. Hij laat je haar bijna aanraken, maar niet helemaal. Onderhuids wroeten Essentieel in het oeuvre van Robin Vermeersch is de idee dat elk kunstwerk een nieuw leven creëert. Kunst is nooit louter materie, nooit alleen maar vorm. Een kunstwerk is geen doodse, vlakke weergave van het leven. Het is zelf leven. Het vormt een eigen wereld, een eigen organisme. Vandaar dat de kunstenaar resoluut kiest voor een organische vormentaal gebaseerd op microscopische foto’s van organische cellen, bijvoorbeeld van zeewier of van menselijke spieren. Die foto’s fungeren steeds als inspiratiebron, nooit als anatomisch model. De bruikbare elementen worden eruit gelicht en door middel van een intuïtief voelen en associatief combineren ingepast in een nieuw systeem. Aan het kunstwerk gaat geen weldoordacht concept of gestructureerd plan vooraf. Het groeit organisch, zij het steeds esthetisch verantwoord. Uit elk element groeit een ander en daaruit weer een ander tot het kunstwerk haast uit zijn voegen barst, tot het kunstwerk-organisme het kader van de kijkdoos of het blad papier lijkt te gaan doorbreken. Elk kunstwerk ontkiemt, bloeit en groeit tot het bijna niet meer in de hand te houden is. Het woekert. Het wroet zich een weg naar buiten toe. Het woekerende kunstwerk bevindt zich in de bestaande wereld; elk kunstwerk wordt immers per definitie in de ons omringende realiteit gepresenteerd. Het refereert eraan, maar het kan er ook los van gezien worden. Het staat tegelijkertijd op zichzelf. Heel wat werken van Robin Vermeersch doen onrechtstreeks denken aan wat in de theaterwereld een play-within-a-play wordt genoemd, zoals in Shakespeare’s Hamlet. Zelf verwijst de kunstenaar naar het mysterie van de man of vrouw die naast je staat bij de bakker, op een tentoonstelling of een receptie. Je kunt hem of haar zien, maar je kunt niet bij die persoon naar binnen kijken. Je kunt hem aanraken, maar je kunt hem niet doorvoelen. Jij leeft in jouw wereld en hij in de zijne. En ook al zijn er raakvlakken tussen beide werelden, ze vallen nooit samen. Dit is precies wat Robin Vermeersch in zijn werk wil oproepen: een herkenbaarheid in het kunstwerk, een menselijke warmte die ondanks alles ongrijpbaar blijft. Daarom ook doen veel van zijn werken tegelijkertijd bijzonder tactiel en broos aan. Robin Vermeersch gebruikt zachte materialen als potlood, klei, gips en epoxyhars en al even zachte dragers zoals papier of de houten sokkels en kisten van zijn sculpturen. Als hij kleur aanbrengt, dan zijn dat steevast pastelachtige tinten, nooit schreeuwerige of felle kleuren. En ook uit zijn zwart-witte pentekeningen spreekt nauwelijks hardheid; door de zwarte arceringen heen schemert wat schaars wit. Op die manier ontstaat een bijzonder chiaroscuro op basis van zachte schaduwen. Getekende sculpturen / gesculpteerde tekeningen Robin Vermeersch staat vooral bekend voor zijn claustrofobisch aandoende celtekeningen en zijn vervreemdende organische sculpturen. De laatste jaren blijken beide steeds meer naar elkaar toe te groeien. Tekening en sculptuur vullen elkaar aan. Ze verdiepen elkaar. Daarom worden ze steeds vaker samen gepresenteerd. Inhoudelijk zitten de tekeningen en het ruimtelijke werk immers op één en dezelfde lijn. Beide behandelen de hierboven al aangehaalde thema’s: de fascinatie voor het organische, het biologische groeiproces, het creëren van een eigen wereld, de onophefbare spanning tussen tactiliteit en ongrijpbaarheid, tussen licht en donker, het zoeken naar een grens of een opening tussen wat er te zien is en de wereld die zich daar achter bevindt, etc. In beide disciplines creëert de kunstenaar eigen kleine werelden, bizarre en tegelijk intrigerende ruimtes die in elkaars verlengde liggen. Ook wat de ruimtewerking betreft horen sculptuur en tekening dus bij elkaar. Wat de tekening laat zien kan de onzichtbare ruimte zijn die de sculptuur net niet laat zien. Of omgekeerd. De tekening laat misschien een microscopisch detail zien van de sculptuur. Of is het andersom? Bij de tweedimensionale tekening ontstaat zo een gevoel van driedimensionaliteit. En bij het ruimtelijke werk krijgt de beschouwer het gevoel dat het uit een aaneenrijging van tweedimensionale beelden bestaat. Bij elk perspectief hoort een nieuw beeld. Net zoals we de wereld om ons heen slechts in versplinterde, gefragmenteerde beelden kunnen waarnemen, laat het gros van Robin Vermeersch’ sculpturen geen totaalbeeld toe. Om meer te zien, verder te durven kijken dan de eerste momentane blik, moet elke beschouwer zijn standpunt voortdurend wijzigen. Hij moet zich blijven bewegen in de ruimte, rond de sculptuur, van ruimtelijk werk naar tekening, van tekening naar tekening en terug naar de sculptuur. Ze bieden immers mogelijkheden voor elkaar, uitwegen of verdwijnpunten naar wat daarachter ligt. Aan het publiek om op zoek te gaan. Op vormelijk vlak sluiten Robin Vermeersch’ sculpturen en tekeningen eveneens bijzonder nauw bij elkaar aan. Zoals hierboven al gezegd, is zijn vormentaal bij uitstek organisch. Haast alle vormelementen zijn geabstraheerde versies van plantaardige componenten, spieren, menselijke huid, gladde keien, biologische cellen, en zo meer die ingepast worden in een nieuw geheel. Op die manier ontstaat een fascinerend spel tussen het abstracte en het organische, tussen herkenning en vervreemding. Celtekeningen Dit spel tussen abstractie en organische creatie typeert het oeuvre van Robin Vermeersch al van bij het prille begin. De eerste tekeningen zijn uitgevoerd met pen en inkt en in sober zwart-wit. Van bij het begin worden de tekeningen in reeksen gepresenteerd. Omdat ze alle op een bijzonder spontane, intuïtieve en associatieve manier zijn ontstaan vanuit eenzelfde idee, kunnen ze niet los van elkaar gezien worden. Oorspronkelijk werden de tekeningen alle op A4-formaat uitgevoerd; later ging de kunstenaar ook grotere formaten gebruiken. Aan de hand strak herhaalde motieven en consequent volgehouden arceringen wordt een uitgesproken licht-donkerwerking gecreëerd. De kunstenaar genereert een duistere, dreigende diepte. Met behulp van de schaduwen laat hij de voorgestelde ruimte vibreren. Sommige van die donkere ruimtes, gangen en tunnelachtige constructies zijn opgebouwd uit strakke, evenwijdige lijnen en lijken iets weg te hebben van de nachtmerrieachtige interieurs van Anselm Kiefer. Andere bestaan uit golvende patronen als waren het voorstellingen van spier- of plantenweefsels. Zij kunnen dan weer geassocieerd worden met ondertekeningen van de Vlaamse Primitieven of de schetsen van Albrecht Dürer. Wat alle tekeningen gemeen hebben, is dat ze de grenzen van het vlak aftasten. Ze zitten gespannen in het vlak en lijken elk moment te kunnen uitbreken naar de muur waarop ze worden gepresenteerd. Of ze nu vanuit een welbepaald punt zijn ontstaan en zo naar de rand van het blad toe zijn uitgewerkt of als een geabstraheerd portret beschouwd moeten worden dat door de kunstenaar in het vlak wordt geprangd; ze laten zich niet zomaar aan banden leggen door de randen van het blad. In de meest recente tekeningen heeft Robin Vermeersch het sobere zwart-wit ingeruild voor een zacht kleurpalet. Bovendien kiest hij nu ook voor andere materialen zoals potlood. In deze tekeningen lijken de voorstellingen net iets zachter en minder dreigend of duister dan in de eerste tekeningen. Verder vallen vooral het bijzonder sterke ritme op en de steeds verder doorgedreven abstrahering van organische motieven. Kijkdozen en ‘window-art’ Het creëren van een heel eigen wereld of ruimte binnen de bestaande wereld staat niet alleen in de tekeningen centraal, maar ook, en vooral in de kijkdozen en in de vitrineprojecten waar Robin Vermeersch heeft aan meegewerkt. De kunstenaar blijkt een grote fascinatie te koesteren voor het concept van de kijkdoos. Hij heeft er ondertussen twee gecreëerd, één voor De Barricade (Galerie Kunst-Zicht, Gent, 2004) en één als artist-in-residence in Be-Part (Waregem, 2008). Beide bestaan uit een houten box waarbinnen op een schijnbaar chaotische manier sculpturale elementen een plaats werden gegeven. Bij alle twee lijken deze elementen uit de beslotenheid van de doos te willen breken. Ze zitten gespannen in de ruimte van de kijkdoos. Ze ijveren met de ruimte, tasten de grenzen af en staan op het punt die te doorbreken. Maar beide kijkdozen verschillen ook grondig van elkaar. Bij de eerste lijken de sobere, witte en slanke sculpturen door gaten in de bodem te ontkiemen en te groeien in de doos. Ze lijken op planten, aardappelplanten misschien, die ondergronds woekeren vooraleer ze zichtbaar bovengronds groeien en bloeien. De tweede, meest recente kijkdoos bestaat uit beschilderde, houten panelen die zowel inhoudelijk als vormelijk bijzonder nauw verwant zijn met Robin Vermeersch’ recente kleurpotloodtekeningen. Net zoals de tekeningen zijn het tweedimensionale elementen die de indruk wekken dat ze driedimensionaal zijn. In tegenstelling tot de tekeningen worden de panelen niet op een plat vlak gepresenteerd, maar voor en achter elkaar in de ruimte van de kijkdoos. Op die manier wordt extra diepte gecreëerd, vergelijkbaar met de manier waarop op de theaterscène met behulp van decordoeken de illusie van ruimte wordt gecreëerd. En dit theatrale aspect ontbreekt volledig in de eerste, door eenvoudig wit overheerste kijkdoos. De vitrineprojecten sluiten bijzonder nauw aan bij de idee achter de kijkdozen. Ook hier krijgt het publiek een andere wereld te zien waar het net niet bij kan. Het kan alleen van op een afstand kijken naar wat zo dichtbij, maar toch onbereikbaar is. Zo creëerde Robin Vermeersch vitrinekasten met papier-maché in Gent in 2004 en een sculpturale constructie met verschillende kijkgaten in 2006 voor De Garage, Mechelen. Tunnels en landschappen Tunnels en sculpturale constructies vinden we ook in het andere ruimtelijke werk van Robin Vermeersch terug. Net zoals bij de kijkdozen en de vitrineprojecten wordt een ruimte gepresenteerd die de kijker aantrekt, maar waar hij niet bij kan. Hij moet in de tunnel kijken, maar dat kan alleen van buiten af. Er wordt een spel gespeeld tussen de binnen- en de buitenzijde van de sculptuur. Ook op andere manieren worden de mogelijkheden en vooral de grenzen van het medium sculptuur afgetast. Vlakke landschapssculpturen worden aan de muur gepresenteerd, niet verticaal zoals een schilderij, maar horizontaal zodat de beschouwer van bovenaf moet kijken en niet meer, zoals gebruikelijk, rond de sculptuur heen kan wandelen. Vragen, voelen en verwondering Kortom, Robin Vermeersch creëert in zowel zijn tekeningen als zijn sculpturen fascinerende en vervreemdende werelden die we vanuit de bestaande wereld wel kunnen zien, maar die we net niet kunnen aanraken. We kunnen alleen maar van achter het venster uit onze dagelijkse omgeving toekijken. Hij laat ons vragen stellen bij wat we waarnemen. Hij laat ons voelen hoe een ruimte werkt, hoe we de grenzen van een ruimte kunnen aftasten. Hij geeft geen antwoorden; hij laat ons achter vol verwondering. Dorothee Cappelle [1] GILLIAMS, Maurice, De Man voor het venster. Aanteekeningen, J.M. Meulenhoff / De Nederlandsche Boekhandel, Amsterdam / Antwerpen, 1943. Terug |