Teksten |
2010Luk Lambrecht, ' Een poort als een permanente interventie'Luk Lambrecht Een poort in Be-Part als een permanente interventie van Robin en Pieter Vermeersch Artistieke interventies in de architectuur, op doelgerichte sites of in de publieke ruimte, zijn problematische oefeningen die niet zelden de begrippen opsmuk, afleiding of verfraaiing overstijgen. Be-Part in Waregem is een kunstcentrum dat gevestigd is in een voormalige ruime architecturaal eclectische villa. Transformaties en moderniseringen achter bestaande (banale) gevels zijn een algemene trend geworden sinds de hedendaagse kunst de “standaard habitus van sociale onderscheiding” heeft overgenomen van “antiek en de typische Vlaamse interieurs”. Dat gebeurde vooral in de jaren tachtig, toen ons land plots in een roes belandde van het post-chambres d'amis tijdperk toen de Gentse museumdirecteur Jan Hoet werd benoemd als curator van Documenta IX (1992) in Kassel. Hierdoor werd de hedendaagse kunst op slag “salonfähig” voor de betere bredere lagen van de bevolking. Be-Part als centrum voor actuele beeldende kunst straalt aan de buitenkant de rust uit van de stedelijke mainstream; de statige burgerlijke gevel en de ommuurde tuin mét monumentale portiek wijzen niet meteen op de ingrijpende “moderne” renovaties die werden uitgevoerd met het oog op het runnen van een privé-galerie. De utopische idee dat kunst de leefwereld kan voorzien van (permanente) interventies die het samenleven kwalitatief kunnen verbeteren is vandaag zelfs via een speciale cel bij de Vlaamse Bouwmeester een geïnstitutionaliseerd en “gangbaar” feit. Kunstenaars vinden in de publieke opdrachten een nieuwe uitdaging en bron van inkomsten. Bepaalde scholen, zoals “La Cambre” in Brussel, organiseren zelfs gespecialiseerde richtingen die kunst in de openbare ruimte als onderwerp uitdiepen. Dat een permanente opdracht toegewezen aan Pieter en Robin Vermeersch niet resulteert in de toevoeging van een nieuw beeld maar in een nieuwe interpretatie van een bestaande toestand, met name de poort die toegang verleent tot de Be-Part tuin, is een relevant uitgangspunt waardoor de kunst letterlijk het dubbelzijdige statuut behoudt van beeldend én functioneel object. De poort zit vast in een poortgebouw gekroond met een soort bevallig zadeldakje; het doet zelfs allemaal zijdelings denken aan een “deur” die toegang verleent tot een sprookje. Het voorstel om een nieuwe poort te bedenken die qua kleur en structuur zal opvallen bij passanten figureert als een contrastrijk teken binnen de context van een gewone bakstenen omheining. Net zoals broers soms elkaars verlengde en/of tegengestelde zijn is de kunst die Pieter en Robin maken ook qua stijl als complementair te duiden; Robin Vermeersch werkt vanuit de grillige vaststelling van de wonderbaarlijke structuren van planten en materialen die ons visueel ontglippen via het blote oog. Robin is gefascineerd door de beeldtaal die tussen de plooien blijft haperen van ons routineuze en beperkte kijkvermogen. Hij maakt kunst die het ongeziene uitvergroot in sculpturen met een abstract-organische huid. De buitenkant van de poort is een wit reliëf dat in de logica van zijn oeuvre verwijst naar de cellulaire en moleculaire onzichtbare werkelijkheid van de realiteit. Het is vergelijkbaar met de reeks fantastische schilderijen “Strontium” (2004) van de Duitse kunstenaar Gerhard Richter, waarin nano-technologische beelden van deze stof geometrische patronen lieten zien die Gerhard Richter (weliswaar) in zijn conceptueel denken over waarheid picturaal in een wazige verschijningsvorm manipuleerde. Robin Vermeersch eigent zich dus ook bestaande organische structuren toe die hij transponeert op de buitenkant van de nieuwe poort van Be-Part. Het witte poortreliëf insinueert verandering en laat leven toe; het wisselende licht zindert en speelt tussen en in de glooiende plooien van de poort zodat een citaat van Maurice Gilliams over Henri De Braeckeleer – een uitspraak die al eerder in een tekst werd vermeld over Robin Vermeersch - de kern aanraakt van zijn artistieke besognes. “Het komt er toch op aan, te vinden in welke nuances ik mij verborgen houd”. De poort wordt als functioneel kunstobject niet gebruikt als een projectievlak van illusie zoals dat wel gebeurt in sommige werken van Roger Raveel. Bij Raveel fungeert een stalen poort als de symbolische drager voor het openen van heldere associatief verhalende inhouden; hij verdwijnt en gaat op in het verhaal. De poort is tweezijdig beeldend en schittert in haar (mobiele) positie tussen publiek en (publiek) privaat. De zijde van Pieter Vermeersch wordt zakelijk beschouwd alsof het een solide stuk canvas betrof. Een monochrome laag verf resoneert lichtjes via de samenstelling van de verfsubstantie die bestaat uit een subtiele menging van wit en fluogeel. Het platte poortvlak wordt een lichtend teken dat zich als “schilderkunst” onderscheidt van de omringende architecturale volumes/modules van Be-Part en zich situeert in de traditie van de minimal art. De creatieve coproductie tussen Robin en Pieter Vermeersch loopt als complementaire statements in en over elkaar. De poort is als een fonkelende medaille, een “monochroom /reliëf” en functioneert als markerende grens. De poort kan als een wendbaar teken en kleurneutraal signaal tussen instituut en publieke ruimte beschouwd worden. Op die manier opent hij, voor wie het wil, metaforisch de grens en laat de beschouwer nadenken over het statuut van de hedendaagse kunst in de context van het brede maatschappelijke leven. Be-Part bezit en beleeft letterlijk een nieuw scharniermoment; een poort naar de toekomst. Luk Lambrecht juni 2010 Terug |